Wet inkomstenbelasting
In 2001 is een nieuw systeem voor het heffen van inkomstenbelasting ingevoerd. Deze komt voort uit de nieuwe Wet Inkomstenbelasting en wordt het boxensysteem genoemd.
Het boxensysteem
Alle soorten inkomsten die iemand heeft kunnen worden verdeeld over drie boxen, Box 1, Box 2 en Box 3. Deze boxen komt u bijvoorbeeld ook tegen bij uw belastingaangifte. Voor de verschillende boxen gelden verschillende heffingstarieven.
Box 1 - Werk en woning
De meeste mensen hebben vooral met Box 1 te maken. Tot deze box behoort al het inkomen uit huidig werk en onderneming, maar ook bijvoorbeeld sociale uitkeringen en pensioen. Ook het zogenaamde eigenwoningforfait (inkomen uit eigen woning) hoort in deze box thuis.
Inkomensbestanddelen
De volgende onderdelen horen bij het inkomen voor Box 1:
Inkomen uit werk, zoals loon, winst uit onderneming, resultaat uit overige werkzaamheden, pensioen en sociale uitkeringen.
Eigen woning
Periodieke inkomsten, zoals alimentatie
Negatieve uitgaven, zoals bijvoorbeeld teruggave van lijfrentepremies
Inkomsten uit ter beschikking gestelde vermogensbestanddelen
Auto van de zaak
Aftrekposten
Van uw totaal inkomen in Box 1 mag u ook een aantal kosten aftrekken. Hierbij kunt u denken aan verlies uit werk en woning, reiskosten openbaar vervoer, hypotheekrente, kinderopvang en lijfrentepremies.
Progressief tarief
Over uw inkomen in Box 1 betaalt u uiteindelijk belasting. Deze belasting wordt geheven door middel van een progressief tarief. Dat wil zeggen dat u bij een hoger totaal aan inkomen ook procentueel meer belasting betaalt. Dit percentage is minimaal 33,5% en maximaal 52%.
Box 2 - Aanmerkelijk belang
Met Box 2 krijgt u te maken wanneer u aanmerkelijke belangen bezit. Een aanmerkelijk belang hebt u wanneer u minstens 5% van de aandelen van een BV of NV bezit. Eventuele aandelen of winstbewijzen die uw partner bezit horen ook bij deze berekening.
Inkomensbestanddelen en aftrekposten
Tot het inkomen in Box 2 behoren het belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang en de voordelen uit aandelen uit aanmerkelijk belang. Hiervan mag u verrekenbare verliezen en andere aftrekbare kosten aftrekken.
Box 3 - Sparen en beleggen
Hebt u meer dan €20.661 (2009) aan vermogen, dan krijgt u te maken met Box 3 in uw belastingaangifte.
Vermogen (bezittingen minus schulden)
Vermogen bestaat uit uw bezittingen minus uw schulden. Bezittingen zijn uw aandelen en spaartegoeden, roerende en onroerende zaken als belegging (bijvoorbeeld een tweede woning) en roerende zaken die u niet in eigen gebruik hebt. Uw schulden kunt u hiervan aftrekken. Uw schulden bestaan uit hypothecaire leningen voor een tweede woning of consumptieve bestedingen en daarnaast doorlopende kredieten en persoonlijke leningen.
Vrijgestelde bezittingen
Een aantal bezittingen hoeft u in de berekening niet mee te nemen. Deze vrijstelling geldt voor spaarloontegoeden (maximaal €17.025 in 2009), groene en sociaalethische beleggingen (maximaal €55.145 in 2009), beleggingen in durfkapitaal (maximaal €55.145 in 2009) en kunst als deze niet als belegging geldt.
Doelmatigheidsdrempel, heffingsvrij gedeelte en tarieven
Schulden kunnen bij de berekening van uw vermogen alleen meegeteld worden wanneer zij hoger zijn dan €2.900. Dit wordt de doelmatigheidsdrempel genoemd. Voor uw uiteindelijke vermogen geldt vervolgens een heffingsvrije voet. Deze is in 2009 €20.661 en wordt per minderjarig kind verhoogd met €2.762. Is uw vermogen minder dan deze heffingsvrije voet, dan hoeft u over Box 3 geen belasting te betalen. Is uw vermogen hoger dan geldt dat u over het fictieve rendement van uw vermogen (4%) belasting moet betalen. Het tarief hiervoor is 30%.
Zelf berekenen?
Terug naar het overzicht
Heeft u nog vragen?
Niet gevonden waar u naar op zoek bent? Navigeer via onderstaande knoppen naar het woordenboek, de veel gestelde vragen of neem contact met ons op.